Anneke*: “Ik voelde me zwaar gestraft voor mijn wanhoopsdaad”

Anneke heeft veel therapie nodig gehad om haar pijnlijke ervaringen in de psychiatrie te kunnen verwerken. Het was niet evident om onderstaande getuigenis te brengen, omdat haar herinneringen en nachtmerries in alle hevigheid terugkeerden. Maar Anneke wil niet langer zwijgen. Ze hoopt dat er, door getuigenissen zoals de hare, iets verandert en de psychiatrie humaner wordt.

Ik nam 25 jaar benzodiazepines

Dertig jaar geleden ben ik totaal uitgeput in het ziekenhuis opgenomen waar een psychiater vaststelde dat ik geen diepe slaap meer had en me benzodiazepines voorschreef. Die heb ik 25 jaar genomen. In 2015 sliep ik plots extreem weinig en moest opgenomen worden op de PAAZ waar mijn psychiater werkte. Na enkele maanden verblijf daar vroeg ik om een opname in de psychiatrie omdat ik steeds depressiever werd. Hij verwees me door naar een resocialisatieafdeling. Daar aangekomen schrok de psychiater van de afdeling over de grote hoeveelheid medicatie die ik innam en hij vertelde me dat ik verslaafd was. Dat was een grote schok voor mij omdat ik de psychiater die me 25 jaar behandeld had volledig vertrouwde en ik nooit beseft had dat de medicatie die hij voorschreef verslavend was. De arts stelde voor dat hij me zou opnemen en dat ik op de resocialisatieafdeling volledig zou afkicken.

Mijn moeilijkheden werden afgedaan als aanstellerij

Dit gebeurde echter aan een veel te hoog tempo zodat ik extreem zware afkickverschijnselen vertoonde. Bovendien kreeg ik geen enkele begeleiding, integendeel, al mijn moeilijkheden werden gezien als aanstellerij en genegeerd waardoor ik me heel erg in de steek gelaten voelde. Ik geraakte steeds meer uitgeput door de slapeloze nachten en hoorde een stem die me opdroeg zelfmoord te plegen. Later zou dit verklaard worden als een ontwenningspsychose.

Op een avond, toen ik al dagen niet meer gegeten had omdat ik te zwak was om mijn kamer te verlaten, belde ik mijn vroegere psychiater en vroeg om opnieuw opgenomen te worden bij hem op de PAAZ. Hij reageerde zeer kortaf dat ik in die toestand niet meer binnen mocht en gooide de hoorn neer. Ik was in shock, hij die ik zolang vertrouwd had liet me nu ook in de steek! Ik belde dan een goede vriend met de vraag om me te komen halen maar ook die weigerde dat. Toen ging het licht volledig uit bij mij. Alle deuren naar hulp werden dichtgesmeten. Ik deed een gruwelijke suïcidepoging door mijn beide polsen over te snijden. Toen ik even bijkwam, raakte ik in paniek en verwittigde toch de nachtverpleger. Een ambulance voerde me naar de spoedafdeling van het algemeen ziekenhuis. De chirurg daar reageerde zeer afwijzend en liet het hechten van mijn zeer diepe wonden over aan een verpleegkundige. Ik werd er heel ruw en minachtend behandeld.

Door rugproblemen was de fixatie was heel pijnlijk

Vandaar werd ik overgebracht naar de intensieve afdeling waar men mij heeft gefixeerd. Niemand sprak tegen mij, vroeg hoe ik me voelde, waarom ik die poging gedaan had. Ik voelde me ontmenselijkt, een leeg omhulsel dat gereanimeerd moest worden. Er was enkel afwijzing, onbegrip en zelfs tegenzin om me te behandelen. Ik had geen enkel besef van dag of nacht. Door scoliose en een hernia kan ik niet lang op mijn rug liggen zodat de fixatie heel pijnlijk was. Verschillende keren heb ik gevraagd om de riemen wat losser te maken, maar dat werd telkens geweigerd.

De vierde dag kwam een verpleegkundige me wassen en ze vroeg me of ik spijt had dat ik het had overleefd. Ik zei van wel want voelde me nog zoveel ellendiger dan voordien. Ze gaf me een ellenlange preek over wat ik die nachtverpleegkundige had aangedaan en vond dat hij door mijn schuld voor de rest van zijn leven getraumatiseerd was. Ik kreeg dan ook voor het eerst eten maar ik was teveel verzwakt om de soeplepel naar mijn mond te brengen. Ze dacht dat ik weigerde te eten en schold me uit. Toen kwam een dokter vertellen dat ik naar een gesloten afdeling zou overgebracht worden. Ik antwoordde verschrikt dat ik dat niet wou en hij reageerde dat ik dan voor minstens veertig dagen gecolloqueerd zou worden. Gelukkig wist ik wat dit inhield en zei snel dat ik dan wel vrijwillig zou gaan.

Regelrecht naar de isoleercel

Een ziekenwagen voerde mij naar de crisisafdeling waar ik met brancard en al regelrecht de isoleercel binnengereden werd. Er kwam heel kort een assistent-psychiater kijken die me zei dat ik voor mijn eigen veiligheid opgesloten zou worden. Ik begrijp nog steeds niet waarom dat nodig was. Ik was immers totaal verzwakt en moest ondersteund worden bij het stappen, dus weglopen zou niet gelukt zijn, als ik dat al wou. Ook was ik absoluut niet agressief, integendeel: ik was verlamd door de shock. Maar daar had hij geen oren naar, ze zouden me observeren of ik rustig was en dan beslissen hoelang ik daar zou moeten blijven. Gelukkig werd ik in die isoleercel niet langer gefixeerd. Wel was ik me erg bewust van alle camera’s die op mij gericht waren, zelfs als ik naar het toilet ging. Dat was heel beschamend. Opnieuw had ik ook veel pijn omdat ik geen hoofdkussen kreeg, ook “voor de veiligheid”. Uiteindelijk viel ik totaal uitgeput in slaap. De volgende morgen kreeg ik ontbijt maar was zo verzwakt dat ik niet lang rechtop kon zitten. Ook mocht ik in bad gaan, onder toezicht. Er was geen enkele privacy en er passeerden verschillende mensen. Nadien moest ik terug de isoleercel in, niemand kon me zeggen hoelang ik daar nog zou moeten blijven. Het leek of ik al dagenlang in de cel lag, de uren kropen voorbij. Na 24 uur in de cel mocht ik naar een gewone kamer, onder een hele reeks voorwaarden, o.a. dat ik om het half uur gecontroleerd zou worden en niet met medepatiënten mocht praten over de reden waarom ik daar was opgenomen. Maar alles was goed voor mij, als ik maar een echt bed kreeg met een hoofdkussen in een kamer met een raam en een toilet en douche waar er privacy was.

Geen gesprekken mogelijk op de crisisafdeling

Ik vroeg of ik een gesprek mocht hebben met iemand, maar kreeg te horen dat ze dat daar niet deden. “Dit is een crisisafdeling en geen behandelafdeling. Wij voeren hier geen gesprekken” was het antwoord.

De psychiater bleek een heel afstandelijke en kille man te zijn. Ik was verstijfd van angst en had daardoor overal spierpijn, maar toen ik vroeg om lichte, rustgevende medicatie antwoordde hij dat ik kon zorgen dat ik “braaf” was of ik zou opnieuw in de isoleercel opgesloten worden. Ik durfde die man nadien niet meer onder ogen te komen.

Ik wist enkel nog wat ik mezelf had aangedaan maar herinnerde me niet meer wat de aanleiding was geweest. Mijn geheugen was een heel groot en donker gat, wat me nog meer beangstigde. Het betekende immers dat ik, zonder het te beseffen, een gevaar voor mezelf was. Een vriendin kwam op bezoek en zei me dat ze me enkel op praktisch gebied kon helpen, het was te zwaar voor haar. Ze raadde me aan zoveel mogelijk te schrijven om te achterhalen wat er gebeurd was en bracht me wat kleren van haarzelf want al mijn spullen lagen nog op de afdeling. Ik kreeg deze niet terug, ik moest een kort lijstje maken van wat hoogstnoodzakelijk was en dat zou me dan gebracht worden, nadat alles grondig doorzocht was.

Ik voelde me verschrikkelijk eenzaam

Ook een goeie vriend kwam langs maar hij vond de hele situatie te confronterend. Daardoor durfde ik niet te delen waarom ik daar was en zei dat ik er was om wat te rusten. Ik kreeg een paar keer bezoek van kennissen voor wie het allemaal heel onwennig was. Dat alles maakte dat ik me verschrikkelijk eenzaam voelde. Er was niemand die me steunde of het voor me opnam. Ik mocht niet buiten, ook niet met bezoek. Niemand kon me zeggen hoelang ik daar zou moeten blijven. Therapie was er niet, enkel spelletjes spelen en af en toe mochten we onder begeleiding een wandeling maken. Ook was er een kleine fitness waar we soms onder toezicht mochten oefenen. Er werkte slechts één psycholoog voor de hele afdeling zodat die veel te weinig tijd had om me op te vangen. Wel had ik het geluk dat er een verpleegkundige stage liep die zich verzette tegen het beleid dat er geen gesprekken gevoerd werden. Hij nam wel enkele keren tijd voor me.

Altijd was er de dreiging van de isoleercel

Er heerste pure terreur, wij moesten stil en braaf zijn, altijd was er de dreiging van de isoleercel. Er waren er acht op die afdeling die bijna voortdurend bezet waren. Ik voelde me zwaar gestraft voor mijn wanhoopsdaad en was heel bang dat ik daar voor de rest van mijn leven opgesloten zou blijven. Onder medepatiënten durfden wij enkel te fluisteren, overtuigd dat we waren dat we afgeluisterd werden en door camera’s geobserveerd. Zonder enig overleg werd bepaald wie op ontslag of naar buiten mocht en we vroegen ons af op basis waarvan dat beslist werd. De verpleegkundigen zaten de hele dag in hun “aquarium”, een lokaal met glazen wanden, koffie te drinken en op hun gsm te kijken. Ik was daar wel vrijwillig maar durfde niet naar huis waar ik alleen zou zijn en mocht niet meer binnen op de PAAZ. Ik dacht maar aan één ding: hoe geraakte ik hier ooit nog uit, en wanneer?

Na een drietal weken zei men dat ze zouden overleggen of ik terug mocht naar de resocialisatieafdeling. Ik smeekte om me niet terug te sturen omdat daar de gruwel van de afwijzing en het onbegrip begonnen was. Ik zat daar niet op mijn plaats. Van een medepatiënte had ik gehoord dat er een ontwenningskliniek op het domein was waar je ook terecht kon met een benzodiazepineverslaving. Ik nam immers nog steeds een kleine hoeveelheid valium en dit moest ook gestopt worden, waarvoor ik erg bang was omdat dat de moeilijkste fase zou zijn.

Eindelijk iemand die interesse toonde

De hoofdverpleegkundige van die kliniek kwam langs voor een intakegesprek. Achteraf vertelde hij me dat ik in elkaar gedoken op mijn stoel zat en geen oogcontact durfde te maken, ik was één hoopje ellende. Die man heeft een uur lang met me gesproken. Ik wist niet wat me overkwam, eindelijk iemand die interesse toonde, die naar me luisterde, die tijd voor me maakte en vroeg hoe ik me voelde! Hij vond dat ze mij nooit hadden mogen opsluiten in een isoleercel. Ik hoopte zo dat hij me zou laten opnemen op de afdeling waar hij werkte omdat ik daar misschien, eindelijk, de zo broodnodige hulp zou krijgen. Enkele dagen later kreeg ik bericht dat ik welkom was, er was wel een wachtlijst, maar dat maakte me niet uit omdat ik een uitzicht had op hulp. Een week later was het zover en mocht ik vertrekken.

Van de hel in de hemel

Toen ik daar aankwam was het eerste wat ik vroeg of ik nu eindelijk mocht vertellen wat er allemaal gebeurd was. Dat mocht. Ik heb toen drie dagen aan één stuk door gehuild, alle spanning, angst, wanhoop en verdriet kwamen los. Ik voelde heel veel begrip, warmte en betrokkenheid bij mijn begeleiders, het was net of ik van de hel in de hemel terechtgekomen was, wat een gigantisch contrast! Ik heb daar nog heel erg afgezien omdat het laatste tabletje valium gestopt werd waardoor ik zeven maanden vijf à zes nachten na elkaar niet sliep, geen minuut. Dan één nacht wel enkele uren maar dan weer nachtenlang niet. Ik leed heel zwaar, zowel fysiek als mentaal. Zoveel slapeloze nachten en het stoppen van medicatie die ik al zolang nam maakte me knettergek. De totale uitputting maakte me op een gegeven moment weer suïcidaal, maar omdat ik zo ondersteund werd en erkenning kreeg voor mijn lijden, heb ik geen poging meer gedaan. Daar heeft men letterlijk mijn leven gered.

Jammer genoeg moest die afdeling acht maanden later sluiten door besparing van hogerhand. Dat was vreselijk, niet enkel voor ons, patiënten, die over andere afdelingen verspreid werden, maar ook voor het hele team dat zo goed op elkaar ingespeeld was. Weer voelde ik me in de steek gelaten.

Rol als ervaringsdeskundige

Ik verbleef nadien nog zes maanden in een psychosociaal revalidatiecentrum waar ik enerzijds therapeutische ondersteuning kreeg en anderzijds kon werken aan re-integratie. Ook mocht ik er als ervaringsdeskundige meewerken aan het opstellen van een suïcidebeleid, een kans waarvoor ik heel dankbaar was. Na mijn ontslag ben ik daar nog anderhalf jaar in dagtherapie geweest.

De wantoestanden in de psychiatrie hebben me erg getraumatiseerd. Ik heb veel therapie nodig gehad om alles te kunnen verwerken. Ook deze getuigenis valt me heel zwaar, omdat alle herinneringen en nachtmerries terugkeren. Maar ik wil niet langer zwijgen. Het is een middeleeuwse praktijk om mensen die in nood zijn te fixeren en op te sluiten. En enkel wij, die het aan den lijve ondervonden hebben, kunnen erover getuigen, in de hoop dat er iets verandert en de psychiatrie humaner wordt.

___

(*) Anneke is een schuilnaam